Nieuwsbericht
De Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State heeft op 11 juni 2025 een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie EU gesteld of het onderscheid o.g.v. nationaliteit tussen vreemdelingen die moeten voldoen aan het inburgeringsvereiste in het buitenland, en vreemdelingen die daarvan zijn vrijgesteld op grond van art. 17 lid 1 onder a Vw 2000, in overeenstemming is met de Gezinsherenigingsrichtlijn in het licht van het Handvest Grondrechten EU. De Afdeling overweegt verder dat bij toepassing van het inburgeringsvereiste in het buitenland geen sprake is van een onderscheid op grond van afkomst, nationale en etnische afstamming. Het betreft hier twee vreemdelingen, van Ethiopische nationaliteit (VK Haarlem (mk) 23 januari 2023, JV 2023/72, ve23000417) en Ghanese nationaliteit, (VK Amsterdam (mk), 16 april 2024, NL23.15395, JV 2024/129 nt. K.M. de Vries, ve24000990) die gezinshereniging beogen bij hun in Nederland verblijvende gezinslid met de Nederlandse nationaliteit. De Afdeling verzoekt het HvJEU de vraag met voorrang te behandelen om dat gezinshereniging gevraagd is met minderjarige kinderen. De Afdeling zal de zaken weer oppakken zodra het HvJEU antwoord heeft gegeven op de vraag.