Inbreuk procedure m.b.t. legesheffing langdurig ingezeten
02/03/2010
De Europese Commissie heeft op 28 januari 2010 besloten de inbreuk procedure tegen Nederland, over de hoogte van de legesheffing van onderdanen van derde landen en hun gezinsleden die de status van langdurig ingezetene aanvragen, aanhangig te maken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.
De Commissie kan een bedrag van tussen 201 en 830 Euro voor de verwerking van een aanvraag voor de status van langdurig ingezetene, in vergelijking met de 30 Euro die door EU-burgers moet worden betaald voor een verblijfskaart, moeilijk als een “billijke” procedure beschouwen. De Commissie is van mening dat dergelijke hoge leges, ongeacht de vraag of zij een terechte vergoeding voor gemaakte kosten vormen, heel gemakkelijk een “middel om de uitoefening van het recht van verblijf door de rechthebbenden te belemmeren” kunnen zijn, zoals bedoeld in overweging 10 van de richtlijn.
Op 19 maart 2009 (ve09000883) bracht de Commissie het met redenen omkleed advies uit: Nederland vraagt hoge en onbillijke leges van onderdanen van derde landen en hun gezinsleden die de status van langdurig ingezetene aanvragen, en heeft daardoor niet voldaan aan zijn verplichtingen die voortvloeien uit Richtlijn 2003/109 (ve05000181), in het bijzonder uit de artt 7, 8, 15 en 16 daarvan, gelezen in het licht van de overwegingen 2 en 10.
Op 25 mei 2009 (ve09000884) liet de Nederlandse regering de Commissie weten op dit moment geen aanleiding te zien om haar beleid aan te passen.
Op 28 januari 2010 besliste de Commissie de inbreuk procedure ex art 258 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU, ve08000709) (oud art. 226 VEG) aanhangig te maken bij het HvJEU. [wv]