Toelatingseisen gezinshereniging en gezinsvorming gelijkgetrokken
12/03/2010
De ministerraad heeft er mee ingestemd om, naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Justitie EU in de zaak Chakroun, de toelatingsvoorwaarden voor gezinshereniging en gezinsvorming gelijk te trekken. Voortaan geldt de algemene eis van een stabiel en regelmatig inkomen, waarbij het minimumloon als referentiepunt dient. Verder wordt de minimumleeftijd voor beide partners 21 jaar.
Volgens het arrest van 4 maart 2010 (ve10000350), waarin het Hof antwoord gaf op prejudiciële vragen van de ABRvS (ve09000036) over de uitleg van Gezinsherenigingsrichtlijn 2003/86 (ve03001574), mogen lidstaten van de EU in hun voorwaarden voor toelating geen onderscheid maken tussen gezinsvormers en gezinsherenigers. In het Nederlandse beleid werd dit onderscheid wel gemaakt. Bij gezinshereniging moesten beide partners beide minimaal 18 jaar oud zijn en lag de inkomenseis voor gezinshereniging op de bijstandsnorm. Bij gezinsvorming moesten beide partners minimaal 21 jaar oud zijn en lag de inkomenseis op 120 procent van het minimumloon. Het Hof sprak echter uit dat, hoewel stabiele, regelmatige en voldoende inkomsten gevraagd mogen worden, deze hogere inkomenseis voor gezinsvormers in strijd is met de Richtlijn. Het Hof gaf daarbij ook aan dat steeds een individuele beoordeling van de omstandigheden noodzakelijk is.
Als gevolg van de beleidswijzigingen zal de instroom van gezinsvormers naar verwachting kunnen stijgen omdat de inkomenseis wordt verlaagd. Tegelijkertijd wordt er voor de komende jaren een daling van de totale instroom voorzien als gevolg van de verhoging van de leeftijdseis voor gezinshereniging. Bovendien zullen binnenkort de eisen voor het basisexamen inburgering in het buitenland worden verhoogd.
De beleidswijzigingen zijn in de brief van 12 maart 2010 (ve10000389) aan de Tweede Kamer meegedeeld en betreffen de minimaal noodzakelijke aanpassing om aan de uitspraak van het Hof gevolg te geven.
Voor zover aanvragen om gezinsvorming op het moment van de uitspraak op 4 maart in rechte onaantastbaar waren geworden ziet de Minister van Justitie geen mogelijkheid op deze beslissingen terug te komen. Het staat betrokkenen wel vrij een nieuwe aanvraag in te dienen. [wv]