Duurzaam verblijfsrecht ondanks kortstondige bezoeken?
13/10/2021
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 13 oktober 2021 prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie EU in een zaak van een Britse vrouw, die tussen 1993 en 2009 in Nederland heeft gewoond en is opgegroeid en die sinds 2009 in het Verenigd Koninkrijk studeert en werkt. Zij komt af en toe voor korte perioden naar Nederland. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is van mening dat de Britse haar duurzaam verblijfsrecht heeft verloren omdat zij langer dan twee jaar buiten Nederland heeft verbleven. De Afdeling wil van het Hof weten hoe art. 16 lid 4 Verblijfsrichtlijn moet worden uitgelegd. Kan ieder verblijf, hoe kortstondig ook, de periode van twee jaar afwezigheid doorbreken? En zo nee, welke aspecten spelen dan een rol om te bepalen of een Unieburger zijn centrum van belangen naar een andere lidstaat heeft verplaatst? De Afdeling wijst in haar uitspraak ook op een nog lopende vraag van een Oostenrijkse rechter over hetzelfde thema in het kader van de Langdurig ingezetenen Richtlijn en vermeldt dat het antwoord op deze vragen ook na Brexit van belang kan zijn voor de oplossing van het geschil.