Nieuwsbericht
De Afdeling heeft op 18 november 2015 drie uitspraken gedaan over ontheffing van griffierecht in vreemdelingenzaken. De vreemdeling die een beroep doet op betalingsonmacht en behoort tot de categorie rechtzoekenden, waarvoor het inkomen niet van belang is, hoeft niet aannemelijk te maken dat hij geen gelden kan genereren.
De vreemdeling voert in zijn enige grief aan dat de Rb. zijn beroep op het bestaan van betalingsonmacht van de griffierechten ten onrechte niet heeft gehonoreerd. Wegens zijn verblijf in een psychiatrische kliniek en het leefgeld van €13,- per dag staat hem geen effectief rechtsmiddel ten dienste indien hij wordt verplicht een bedrag van €160,00 aan griffierecht te betalen. O.g.v. art. 8.41 lid 6 AWB kan betaling achterwege worden gelaten indien dit onmogelijk of uiterst moeilijk is. Dit volgt zowel uit de uitspraak van Afdeling van 6 maart 2013 (JV 2013/154, ve13000542) als het arrest van de HR van 20 februari 2015 (JV 2015/110,ve15000565). Uit een uitspraak van CRvB (ve15000580) volgt hoe een beroep op betalingsonmacht door bestuursrechters moet worden behandeld.
Maakt een natuurlijke persoon aannemelijk dat zijn netto-inkomen, in de periode vanaf de datum waarop hij voor het eerst op het verschuldigde griffierecht is gewezen tot de datum waarop het griffierecht uiterlijk moet zijn betaald, lager is dan 90% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden en hij niet beschikt over vermogen waaruit het griffierecht kan worden betaald, dan wordt vooralsnog van heffing van het griffierecht afgezien. De gezinssamenstelling van de rechtzoekende is niet van belang. Het inkomen en vermogen van een evt. fiscale partner telt mee. De vreemdeling dient dit verzoek zo snel mogelijk kenbaar te maken met vermelding van persoonsgegevens van zowel de vreemdeling als de partner.
Maakt rechtzoekende echter aannemelijk dat hij uitsluitend is aangewezen op verstrekkeningen als bedoeld in de ROA of Rva, hij in detentie verblijft, geen inkomsten uit arbeid heeft en geen recht op een sociale zekerheidsuitkering, is een eigen verklaring omtrent afwezigheid van vermogen voldoende.
Aangezien vreemdeling ten tijde van het belang leefgeld ontving en verbleef in een psychiatrische kliniek, valt hij onder één van de bovengenoemde categorieën. Het is daarom alleen van belang of de vreemdeling over vermogen beschikt. Doordat de Rb. in zijn overweging heeft meegenomen of vreemdeling in staat is gelden te generen d.m.v. sparen, hulp van derde of aangaan van een lening, heeft de Rb. in strijd gehandeld met art. 8.41 lid 6 Awb.
Hoger beroep vreemdeling kennelijk gegrond; vernietigt VK Zwolle 1 juli 2014, AWB 14/8687; wijst zaak terug.