Vovo in hoger beroep leidt alleen tot opschorting overdrachtstermijn Dublin als rb dit ook al deed
22/11/2023
De Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State heeft op 22 november 2023 in drie zaken einduitspraak gedaan over de prejudiciële vraag die de Afdeling aan het HvJEU had gesteld en waarop het Hof 30 maart 2023 heeft geantwoord (ve23000726). De Afdeling legt het antwoord van het Hof zo uit dat als de staatssecretaris een voorlopige voorziening vraagt bij de Afdeling (ve23002525 en ve23002526) in een Dublinzaak dan wordt de overdrachtstermijn alleen opgeschort, als de rechtbank een vovo ook al heeft toegewezen. Heeft de rechtbank dat niet gedaan, dan heeft het toewijzen van een vovo door de Afdeling bestuursrechtspraak geen gevolgen voor de overdrachtstermijn. Die blijft dan dus doorlopen. Is de termijn van zes maanden verstreken? Dan kan de asielzoeker niet meer teruggestuurd worden naar een andere EU-lidstaat en zal de staatssecretaris de asielaanvraag zelf moeten behandelen. De Afdeling heeft in uitspraak ve23002524 overwogen dat dit ook geldt indien de vovo door de vreemdeling is ingediend bij de Afdeling. Verder schets de Afdeling de verstrekkende gevolgen van deze uitspraken omdat het verlopen van de overdrachtstermijn in veel zaken betekent dat de staatssecretaris zelf de asielaanvragen moet behandelen. Ook geeft de Afdeling twee mogelijke oplossingen. De rechtbanken zouden door eerder dan nu het geval kunnen beslissen op een verzoek om een vovo. Of de wetgever kan zich beraden over de wijze waarop hij invulling heeft gegeven aan art. 27 lid 3 Dublinverordening omdat dit artikel ook andere keuzemogelijkheden biedt bij het bepalen van het moment wanneer de overdrachtstermijn start of opgeschort wordt. Voor de drie asielzoekers betekenen de uitspraken dat de overdrachtstermijn is verstreken. De staatssecretaris mag hen niet meer terugsturen naar Duitsland of Denemarken en zal zelf de asielverzoeken in behandeling moeten nemen.