Grensdetentie visumvrije Oekraïners die onder de tijdelijke beschermingsrichtlijn vallen
10/07/2024
VK Haarlem heeft op 8 juli 2024 een uitspraak gedaan over een Oekraïense man die na aankomst op Schiphol een asielaanvraag deed en vervolgens in grensdetentie werd gesteld. De rechtbank is van oordeel, daarbij verwijzend naar eerdere jurisprudentie, o.a. van de ABRvS van 26 maart 2024, ve24001648, dat ook niet visumplichtige derdelanders moeten voldoen aan de toegangsvoorwaarden in art. 6 lid 1 SGC. De vreemdeling mag in grensdetentie worden gesteld in het kader van een procedure om een beslissing te nemen over zijn recht om het grondgebied te betreden. Het feit dat eiser de Oekraïense nationaliteit heeft betekent dus niet dat de SvJ&V geen onderzoek mocht doen naar zijn identiteit en verdere omstandigheden. Aan de SvJ&V moet de tijd worden gegund om te onderzoeken of eiser mogelijk onder de werking van de Richtlijn viel, en als dat zo is of er een bijzondere bepaling van de Richtlijn op eiser van toepassing was op grond waarvan tijdelijke bescherming kon worden geweigerd. Door de maatregel op 3 juni 2024, de dag na het aanmeldgehoor, op te heffen, heeft verweerder voldoende voortvarend gehandeld. In een korte noot legt Carolus Grütters uit dat dit gelet op de operationele richtsnoeren (2022/C 126 I/01) bij de Tijdelijke beschermingsrichtlijn niet kan. (a) er is geen aanvraagprocedure; (b) als iemand kenbaar maakt uit Oekraïne te komen en voor bescherming in aanmerking wil komen, dan hoeft de betrokkene alleen nog; (c) zijn nationaliteit aan te tonen.