CRvB: Verplichte inburgering Turkse burgers i.s.m. associatierecht
16/08/2011
De verplichting om in te burgeren voor Turkse staatsburgers is in strijd met het tussen Turkije en de Europese Unie geldende associatierecht en de daaraan door het Hof van Justitie van de Europese Unie gegeven uitleg.
De Centrale Raad van Beroep komt tot dit oordeel in de uitspraak van 16 augustus 2011 (ve11001909) naar aanleiding van de hoger beroepen van de Colleges van BenW van de gemeenten Roermond, Rotterdam en Vlaardingen tegen uitspraken van de
Rb Rotterdam (mk) 12 augustus 2010, AWB 09/3814 (ve10001201),
Rb Rotterdam (mk) 12 augustus 2010, AWB 08/4934 WIB (JV 2010/367, ve10001204) en
Rb Roermond (mk) 15 oktober 2010, 10/332 en 10/333 (ve10001816).
In hoger beroep was aan de orde of de rechtbanken terecht hebben geoordeeld dat Turkse staatsburgers die rechtmatig en met een niet tijdelijk verblijfsdoel in Nederland verblijven, niet inburgeringsplichtig zijn op grond van de Wet inburgering (Wi, Stb. 2006, 625, ve06001684), omdat het associatierecht zich tegen de inburgeringsplicht verzet.
In de op 1 januari 2007 in werking getreden Wi is onder meer neergelegd dat aan de inburgeringsplichtige die niet binnen de voorgeschreven termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, een - bestuurlijke - boete wordt opgelegd. Verder worden in art. 16a lid 1 en art. 21 lid 1, onder k, Vw 2000 verblijfsrechtelijke gevolgen verbonden aan het niet behalen van het inburgeringsexamen.
De vraag was of deze gevolgen 'nieuwe beperkingen of belemmeringen' zijn in strijd met de standstill-bepalingen in het associatierecht en of sprake is van strijd met de verplichting tot gelijke behandeling van Turkse staatsburgers en EU-burgers.
Het associatierecht (ve02000040; EN) van de Europese Unie (EU) met Turkije is neergelegd in de Associatieovereenkomst EEG-Turkije van 12 september 1963, het Aanvullend Protocol van 23 november 1970 en in besluiten van de Associatieraad EEG-Turkije waaronder Besluit 1/80 van 19 september 1980 (ve06000251; NL).
Standstillbepalingen
De CRvB oordeelt dat uit de rechtspraak van het HvJEU geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat de in de Wi neergelegde inburgeringsplicht voor Turkse staatsburgers die een beroep kunnen doen op art. 41 lid 1 Aanvullend Protocol dan wel op de artt 6, 7 of 13 Besluit 1/80, in strijd is met die artikelen (in elk geval) voor zover het de hiervoor weergegeven gevolgen van de inburgeringsplicht betreft. Dat de inburgeringsplicht (ook) voor Turkse staatsburgers positieve effecten kan hebben voor hun integratie in de Nederlandse samenleving, kan niet leiden tot het oordeel dat de uit het associatierecht voor de lidstaten van de EU voortvloeiende juridische verplichtingen niet meer gelden.
De volgende overwegingen leiden de Raad tot dit oordeel
- Het maakt geen verschil of Turkse staatsburgers zich op art. 41 lid 1 Aanvullend Protocol dan wel op de artt. 6, 7 of 13 Besluit 1/80 kunnen beroepen. Voor allen geldt een standstill-bepaling met dezelfde strekking: gunstige voorwaarden te scheppen voor de geleidelijke invoering van het vrije verkeer van werknemers, het recht van vestiging en de vrijheid van dienstverrichting, door de nationale autoriteiten te verbieden nieuwe belemmeringen voor die vrijheden op te werpen, teneinde de geleidelijke verwezenlijking van die vrijheden tussen de lidstaten van - thans - de EU en de Republiek Turkije niet te bemoeilijken.
[arrest Abatay e.a. en Sahin 21 oktober 2003 (JV 2004/2, ve03001582); arrest Sahin 17 september 2009 (JV 2009/402, ve09001278); arrest Metin Bozkurt 22 december 2010 (JV 2011/69, ve11000022)]
- De standstill-bepalingen hebben rechtstreekse werking.
[arrest Hava Genc 4 februari 2010 (JV 2010/121, ve10000204); arrest Abatay e.a. en Sahin; arrest Metin Bozkurt]
- Het uit het associatierecht voortvloeiende recht tot het verrichten van arbeid impliceert een daarmee samenhangend recht van verblijf en bij een nieuwe regeling zijn niet uitsluitend de gevolgen voor het feitelijke recht van verblijf (juridische status of de juridische titel van het verblijf) van belang, maar ook de vraag of een regeling gevolgen kan hebben voor de verblijfsrechtelijke positie of de verblijfsrechtelijke situatie (uitoefening van het recht van verblijf).
[arrest Dogan 7 juli 2005 (JV 2005/340; ve05001233); arrest Toprak en Oguz 9 december 2010 (JV 2011/70, ve10002230; arrest Tum en Dari 29 september 2007 (JV 2007/494, ve07001703); arrest Hava Genc; arrest Sahin]
- Het HvJEU past de standstill-bepalingen zoveel mogelijk toe in het licht van het recht van de EU, in het bijzonder het recht op vrij verkeer van EU-burgers/EU-werknemers binnen de EU.
[arrest Toprak en Oguz; arrest Hava Genc]
- De inburgeringsplicht geldt niet voor EU-burgers, zodat aan de vraag naar de (on)evenredigheid van de nieuwe beperkingen niet wordt toegekomen.
[arrest Soysal en Savatli 19 februari 2009 (JV 2009/144, ve09000248); arrest Sahin]
Verplichting tot gelijke behandeling van Turkse staatsburgers en EU-burgers
Ook oordeelt de CRvB dat sprake is van strijd met de verplichting tot gelijke behandeling van Turkse staatsburgers en EU-burgers ingevolge art. 9 Associatieovereenkomst en art. 10 lid 1 Besluit 1/80. De verschillende behandeling van Turkse staatsburgers en EU-burgers kan niet worden gerechtvaardigd op grond van de omstandigheid dat Turkse staatsburgers niet op even volledige wijze als EU-burgers in aanmerking komen voor het vrije verkeer van werknemers, de vrije vestiging of het vrije verrichten van diensten binnen de EU.
[arrest Commissie/Nederland 29 april 2010 (JV 2010/237, ve10000639)]
Acte éclairé
De CRvB oordeelt tevens dat er sprake is van een acte éclairé (de betrokken bepalingen zijn reeds door het HvJEU uitgelegd), zodat er geen grond is voor het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJEU.
Wanneer bezwaar tegen inburgeringsplicht mogelijk?
Ambtshalve overweegt de CRvB nog, ook in aanvulling op haar uitspraak van 16 september 2009 ({LJN=BJ9229}) over besluiten i.h.k.v. de Wi, dat uit de MvT bij de Wi (TK 30308, 3, p. 17; ve05001625) is af te leiden dat de wetgever een stelsel voor ogen heeft gehad waarin het oordeel dat een vreemdeling inburgeringsplichtig is, besloten ligt in elk besluit op grond van de Wi of enige andere wet dat is gericht op een rechtsgevolg voor het tot stand brengen waarvan de inburgeringsplicht van de betrokken vreemdeling een (toepassings)voorwaarde is.
Dit betekent dat het College van BenW Rotterdam ten onrechte heeft gesteld dat de inburgeringsplicht van de betrokken vreemdeling in rechte vaststaat en dat de Rb Rotterdam (JV 2010/367, ve10001204) terecht heeft geoordeeld dat de vreemdeling i.h.k.v. het bezwaar tegen het besluit waarbij de inburgeringsvoorziening is vastgesteld ook de inburgeringsplicht aan de orde kon stellen. [WV]
Zie ook:
Nieuwsbericht CRvB.
Trouw ANP/Redactie 16-08-2011, waar o.a. gemeld wordt dat PVV Kamerlid Joram van Klaveren minister Donner gaat vragen hoe hij ervoor gaat zorgen dat Turken toch onder de inburgeringsplicht blijven vallen.
Nieuwsbericht MvBZK 16-08-2011: Inburgeren is en blijft belangrijk
Nieuwsbrief Inburgering Jaargang 2011, Nummer 36, 17 augustus 2011
NRC 18-08-2011: PvdA wil leerplicht voor Turkse immigranten
ve11002156: Informariebrief MvBZK van 7 september 2011 aan gemeenten: o.a. behaald hebben inburgeringsexamen geen vereiste meer bij aanvragen 'voortgezet verblijf' en 'verblijf voor onbepaalde tijd'.
ve11002269: Brief MvBZK van 23 september 2011 aan de TK: basisexamen in het buitenland voor Turkse onderdanen niet meer verplicht.
Nieuwsbericht MigratieWeb 24 september 2011: Geen verplichte inburgering Turkse burgers bij uitvoering Vw 2000.
Nieuwsbericht IND 26 oktober 2011: Gevolgen uitspraak Centrale Raad van Beroep d.d. 16 augustus 2011.