Staatssecretaris moet beleid aanpassen over opschorten van overdrachtstermijn in Dublinzaken
05/07/2023
De staatssecretaris mag niet méér tijd nemen om een vreemdeling aan een andere lidstaat over te dragen, als deze vreemdeling in een andere vreemdelingenprocedure bezwaar heeft gemaakt. Dit beleid om de overdrachtstermijn in zulke gevallen op te schorten is in strijd met de Dublinverordening. Deze uitspraak is het sluitstuk van een langlopende juridische procedure waarin de Afdeling eerder prejudiciële vragen stelde aan het HvJEU over het opschorten van de overdrachtstermijn in Dublinzaken. In de Dublinverordening staat een uiterste termijn van in beginsel zes maanden voor overdracht van een asielzoeker aan de lidstaat waar deze het eerst asiel heeft aangevraagd. De Dublinverordening staat toe dat deze termijn wordt opgeschort zolang er een juridische procedure over de overdracht zelf loopt. De staatssecretaris voert het beleid dat de uiterste overdrachtstermijn ook wordt opgeschort als de vreemdeling in een andere procedure bezwaar heeft gemaakt, zoals in dit geval over de afgewezen aanvraag om een verblijfsvergunning wegens mensenhandel. De Dublinverordening staat echter niet toe dat dan de overdrachtstermijn wordt verlengd, omdat anders “de verwezenlijking van het doel en daarmee het nuttig effect van de Dublinverordening wordt doorkruist”, aldus de Afdeling. Voor de vreemdeling in deze zaak betekent dit dat de overdrachtstermijn is verstreken. De staatssecretaris mag hem niet meer terugsturen naar Italië en moet het asielverzoek zelf in behandeling nemen. De staatssecretaris zal zijn beleid op dit punt moeten aanpassen.