Nieuwsbericht
Het Hof van Justitie EU oordeelt in het arrest Genc dat het strijdig is met de standstillbepaling in Besluit 1/80 om t.a.v. het kind van een Turkse werknemer te eisen dat er een zodanige binding is met de lidstaat, dat er een basis is voor een geslaagde integratie.
Het HvJEU in antwoord op prejudiciële vragen van het Østre Landsret (Denemarken) (extra bestand, ve15000412) van 3 december 2014 verklaart voor recht:
„Een nationale maatregel zoals die welke aan de orde is in het hoofdgeding, die voor de gezinshereniging tussen een Turkse werknemer die wettig in de betrokken lidstaat verblijft en zijn minderjarige kind als voorwaarde stelt dat het kind een zodanige binding met deze lidstaat heeft of kan krijgen dat er een basis is voor een geslaagde integratie, wanneer dit kind en de andere ouder in de staat van herkomst of in een andere staat wonen en de aanvraag tot gezinshereniging wordt ingediend meer dan twee jaar nadat de in die lidstaat wonende ouder een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd heeft verkregen dan wel een verblijfsvergunning die uitzicht op een duurzaam verblijf biedt, vormt een „nieuwe beperking” in de zin van artikel 13 van besluit nr. 1/80 van de Associatieraad van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de Associatie, dat gevoegd is bij de overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, die op 12 september 1963 te Ankara is ondertekend door de Republiek Turkije enerzijds en de lidstaten van de EEG en de Gemeenschap anderzijds, en die namens laatstgenoemde is gesloten, goedgekeurd en bevestigd bij besluit 64/732/EEG van de Raad van 23 december 1963.”
--- Zie ook de conclusie van P. Mengozzi van 20 januari 2016 (ve16000209)
--- Coördinaten van de zaak HvJEU