Nieuwsbericht
De meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag zittingsplaats Roermond heeft op 30 augustus in drie zogenoemde pilotzaken uitspraak gedaan. Het betreffen twee Indiase en een Marokkaanse vreemdelingen die verblijf hebben op grond van de Richtlijn Tijdelijk bescherming (RTB). De SvJ&V heeft het verblijf bij besluit beëindigd per 4 september 2023. De rechtbank komt in tegenstelling tot de rechtbank Den Haag zp Rotterdam in een andere pilot zaak (JV 2023/191 nt C.A. Groenendijk, ve23001848) tot de conclusie dat de de vreemdelingen onder de werkingssfeer van de RTB en het Uitvoeringsbesluit zijn gebracht en vanaf 4 maart 2022 tijdelijke bescherming op grond van het Unierecht heeft verkregen. Als gevolg hiervan wordt de rechtspositie van eiser, alsmede de verplichtingen en bevoegdheden van de SvJ&V jegens eiser als begunstigde van de tijdelijke beschermingsregeling, beheerst door deze Unierechtelijke regelingen. De RTB en het Uitvoeringsbesluit kennen geen bepaling waarin aan de lidstaten een bevoegdheid wordt toegekend om, terwijl de tijdelijke bescherming als zodanig niet is beëindigd doordat de maximale duur is bereikt of een gekwalificeerde meerderheid van de Raad hiertoe beslist, te bepalen dat niet langer toepassing wordt gegeven aan de facultatieve bepaling ten aanzien van begunstigden van de RTB om daarmee in wezen te bepalen dat de tijdelijke bescherming die deze begunstigden reeds hebben verkregen, wordt beëindigd. Omdat de rechtbank concludeert dat de SvJ&V geen bevoegdheid heeft om de tijdelijke bescherming van eiser te beëindigen, behoeven de beroepsgronden die zien op het vertrouwensbeginsel, het rechtzekerheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel geen bespreking.
Op 1 september heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de zaak waar de uitspraak van VK Rotterdam is gedaan een vovo getroffen dat het besluit beëindiging tijdelijke bescherming derdelanders Oekraïne hangende hoger beroep niet hoeft te worden uitgevoerd, ve23001954.