Nieuwsbericht
Op 1 oktober 2010 treedt een optieregeling voor zogenaamde latente Nederlanders in werking. Verder wordt de mogelijkheid om de oorspronkelijke nationaliteit te behouden bij naturalisatie verder beperkt en wordt bij optie (voor één categorie) de afstandseis ingevoerd. Ook wordt het mogelijk het Nederlanderschap in te trekken na een strafrechtelijke veroordeling voor een delict, waarbij ‘de essentiële belangen van het Koninkrijk ernstig zijn geschaad’.
Op 1 januari 2011 zal de ‘dubbele taaltoets Nederlandse Antillen en Aruba’ in werking treden.
Deze wijzigingen zijn opgenomen in de op 29 juni 2010 in het Staatsblad (nr. 242) gepubliceerde Rijkswet van 17 juni 2010 houdende wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere nationaliteitsrechtelijke kwesties. (ve10000946)
In samenhang daarmee wordt ook de Handleiding voor de toepassing van de RWN (HRWN 2003) gewijzigd.
Optierecht voor latente Nederlanders: zeven nieuwe optiemogelijkheden
Kinderen geboren voor 1 januari 1985 uit een Nederlandse moeder en niet Nederlandse vader, kunnen alsnog voor het Nederlanderschap opteren (art. 6 lid 1, onder i, RWN). Ook kinderen die voor 1 januari 1985 door een Nederlandse moeder als minderjarige (in dit geval is dat jonger dan 21 jaar) in het Koninkrijk zijn geadopteerd kunnen opteren (art. 6 lid 1, onder j, RWN). Voor deze optanten geldt de eis van toelating en hoofdverblijf in het Koninkrijk niet. Deze eis geldt wel voor minderjarige kinderen die in het Koninkrijk wonen en willen delen in de optie van hun ouder. Voor de kinderen geboren uit een ouder, die gebruik heeft gemaakt van dit nieuwe optierecht (art. 6 lid 1, onder i of j RWN), zijn echter aparte optiecategorieën gecreëerd (art. 6 lid 1, onder k t/m o RWN), waarbij de eis van toelating en hoofdverblijf niet geldt.
Zie WBN 2010/10 voor de wijzigingen in de HRWN 2003 (ve10000955).
Intrekking Nederlanderschap bij ernstig misdrijf
Het Nederlanderschap kan worden ingetrokken van diegene die onherroepelijk veroordeeld is voor een na de inwerkingtreding van deze wetswijziging gepleegd misdrijf, dat ‘de essentiële belangen van het Koninkrijk ernstig heeft geschaad’ (nieuw lid 2 art. 14 RWN). Hierbij kan gedacht worden aan terroristische misdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en bijvoorbeeld misdrijven tegen de veiligheid van het Koninkrijk, waarop een gevangenisstraf van ten minste 8 jaar staat.
Betrokkene mag door de intrekking niet staatloos worden (art. 14 lid 6 RWN).
Bij deze misdrijven geldt de vierjaar rehabilitatietermijn, als opgenomen in de HRWN 2003, niet.
Herkrijging van de Nederlandse nationaliteit is in principe niet mogelijk na het besluit tot intrekking, tenzij er tenminste vijf jaren zijn verstreken en sprake is van zeer bijzondere omstandigheden en nadat de Raad van State van het Koninkrijk daarover is gehoord (nieuw lid 3 art. 14 RWN).
Verder wordt de HRWN 2003 uitgebreid met een nieuw openbare orde punt in een nieuwe paragraaf 7 bij de Toelichting ad artikel 9 lid 1, onder a, RWN ‘Afwijzing indien ernstige vermoedens bestaan dat verzoeker een gevaar vormt voor de veiligheid van het Koninkrijk’:
“Om te kunnen spreken van gevaar voor de veiligheid van het Koninkrijk is geen strafrechtelijke veroordeling vereist. Wel dienen er concrete aanwijzingen te zijn dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de veiligheid van het Koninkrijk. Bij het bestaan van concrete aanwijzingen dient in de eerste plaats te worden gedacht aan een ambtsbericht van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. In voorkomende gevallen kan echter ook worden uitgegaan van een ambtsbericht van (buitenlandse) ministeries.”
Deze normen voor afwijzing van een verzoek om naturalisatie zijn ook van toepassing op verzoeken om optie (HRWN 2003 paragraaf 6-4. Toelichting ad artikel 6, vierde lid).
Zie WBN 2010/9 voor de wijzigingen in de HRWN 2003 (ve10000954).
Afstandeis bij naturalisatie
De verzoeker die vóór het bereiken van de meerderjarige leeftijd gedurende vijf jaar aaneengesloten zijn hoofdverblijf in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, heeft gehad, is niet langer uitgezonderd van de verplichting afstand te doen van de oorspronkelijke nationaliteit. Art. 9 lid 3, onder c, RWN vervalt.
De afstandsverplichting geldt voor deze groep onverkort bij een verzoek dat op of na 1 oktober 2010 wordt ingediend.
Zie WBN 2010/8 voor de wijzigingen in de HRWN 2003 (ve10000953).
Afstandseis bij optie
Voor de meerderjarige vreemdeling die sedert het bereiken van de leeftijd van vier jaar toelating en hoofdverblijf heeft in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba en die opteert voor het Nederlanderschap (art. 6 lid 1 onder e, RWN) geldt met ingang van 1 oktober 2010 ook de verplichting afstand te doen van de oorspronkelijke nationaliteit (nieuw art. 6a RWN).
Zie WBN 2010/7 voor de wijzigingen in de HRWN 2003 (ve10000952).
Als gevolg van de Rijkswet van 17 juni 2010 worden ook gewijzigd:
- het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BVVN) en het Besluit naturalisatietoets (BNT) (Stb. 310, ve10001156)
De wijzigingen in het BVVN treden op 1 oktober 2010 in werking.
Het BNT wordt in verband met de ‘dubbele taaltoets Nederlandse Antillen en Aruba’ (gewijzigd art. 8 lid 1, onder d, RWN) gewijzigd met ingang van 1 januari 2011.
- de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap (ve10001644).
Belangrijke parlementaire stukken:
ve09000235: voorstel van Rijkswet
ve09000236: memorie van toelichting
ve09001066: nota van wijziging
ve09001524: tweede nota van wijziging
ve10000175: derde nota van wijziging (tekstcorrecties in vierde nota, ve10000176).
Postnatale erkenning door niet-Nederlandse man
Los van voornoemde Rijkswet van 17 juni 2010 wordt de HRWN 2003 per 1 oktober 2010 ook gewijzigd naar aanleiding van de beschikking van de Hoge Raad van 10 juli 2009 (ve10000340), waarin is beslist dat kinderen die tussen 1 januari 1985 en 1 april 2003 postnataal zijn erkend door een niet-Nederlandse man en daarnaast voldoen aan de eisen van het toen geldende art. 3 lid 3 RWN, het Nederlanderschap verwerven o.g.v. de derde generatieregel in art. 3 lid 3 (oud) RWN vanaf datum van de erkenning.
De Handleiding werkt de nieuwe wetsuitleg uit voor drie perioden (omdat in die perioden de gevolgen van een erkenning door een Nederlandse man ook verschillend waren). Deze perioden zijn: 1) van 1 januari 1985 tot 1 april 2003; 2) van 1 april 2003 tot 1 maart 2009; 3) van 1 maart 2009 tot heden.
Zie WBN 2010/5 voor de wijzigingen in de HRWN 2003 (ve10000917).
Zie ook:
ve10000378: Nederlanderschap en kleinkinderen van immigranten: de derde generatieregel, C.S. Poortman, Asiel&Migrantenrecht 2010, nr. 1.
ve10001544: Uitbreiding verkrijging Nederlandse nationaliteit op grond van grootouderartikel - José Guit, B&R nr. 9. [wv] - laatst bijgewerkt 01-10-2010
PDF versie Nieuwsbericht