Overslaan en naar de inhoud gaan

Migratieweb - Uw online kennisbank

Migratieweb is de actuele juridische databank met nationale en internationale informatie over migratie. De redactie van Migratieweb wordt verzorgd door Stichting Migratierecht Nederland. Migratieweb is o.a. toegankelijk voor leden van de Werkgroep Rechtsbijstand in Vreemdelingenzaken (WRV). Ook gerechtelijke instanties en universiteiten maken gebruik van Migratieweb.

Nieuws

Voorgenomen wijzigingen m.b.t. gesubsidieerde rechtsbijstand

18/11/2010

Nieuwsbericht

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie wil een differentiatie invoeren in de hoogte van de eigen bijdrage die rechtzoekenden verschuldigd zijn in geval van een toevoeging en de bevoorschotting aan advocaten verder terugbrengen.

Dit blijkt uit het op 18 november 2010 ingevolge art. 49 Wet op de rechtsbijstand in de Staatscourant (2010, nr. 18130) bekendgemaakt ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand (Bebr) en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Bvr).
Aan een ieder wordt de gelegenheid geboden om binnen vier weken wensen en bezwaren ter kennis te brengen van de Staatssecretaris.
Eigen bijdrage
Het wijzigingsbesluit voorziet erin dat rechtzoekenden een hogere eigen bijdrage betalen wanneer zij een toevoeging aanvragen alvorens aan hen langs schriftelijke weg of in persoon rechtshulp is verleend met betrekking tot het individuele rechtsbelang door een voorziening als bedoeld in artikel 7, tweede lid, of artikel 8, tweede lid, Wrb. Is deze rechtshulp wel verleend alvorens de toevoeging wordt aangevraagd, dan betalen zij een lagere eigen bijdrage.
Om dit te realiseren wordt allereerst een generieke verhoging doorgevoerd van de eigen bijdrage. Voor de laagste inkomenscategorie betekent dit bijvoorbeeld dat de eigen bijdrage wordt verhoogd tot € 125,– (was per 1 januari 2010: € 100,–).
In het nieuwe lid 6 van art. 2 Bebr wordt vervolgens voorzien in een substantiële verlaging (van telkens € 50,–) van de eigen bijdrage, indien wel rechtshulp is verleend alvorens een toevoeging aan te vragen. Deze verlaging is zodanig dat deze per saldo uitkomt op een eigen bijdrage die telkens lager is dan de eigen bijdrage die rechtzoekenden verschuldigd waren op grond van het Bebr zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van dit besluit. Voor rechtzoekenden in de laagste inkomenscategorie komt dit bijvoorbeeld neer op een eigen bijdrage van € 75,–.
O.g.v. het nieuwe lid 7 van art. 2 Bebr geldt voor een aantal categorieën zaken o.g.v. de Vw 2000 een verlaging met € 50,– zonder dat voornoemd lid 6 van toepassing is.
Het nieuw lid 8 van art. 2 Bebr voorziet nog in een “hardheidsclausule” voor bijzondere gevallen waarin de eigen bijdrage kan worden verlaagd zonder eerst een gang naar het Juridisch loket te maken.
Bevoorschotting
Daarnaast wordt de bevoorschotting van advocaten verlaagd door in art. 35 lid 2 Bvr ’75 procent’ te vervangen door: 10 procent.
Enkele van de in dit besluit geregelde maatregelen zijn aangekondigd in de brief van de toenmalige SvJ aan de Tweede Kamer van 24 oktober 2008 (31753, nr. 1). Verder zijn de maatregelen beschreven in de brief van de toenmalige MvJ aan de Tweede Kamer van 7 juli 2010 (31753, nr. 22). [wv]

Lijst van EU-lidstaten met inburgeringsvoorwaarden

17/11/2010

Nieuwsbericht

Op basis van informatie van de Europese Commissie is door het Ministerie van BZK een lijst opgesteld van EU-lidstaten die al dan niet inburgerings- of integratievoorwaarden stellen aan het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene.

Deze informatie is nodig voor de beoordeling van de inburgeringsplicht van vreemdelingen die de status van langdurig ingezetene (Richtlijn 2003/109; ve05000181) in een andere lidstaat dan Nederland hebben verkregen. Met de lijst kan worden nagaan welke EU-landen voor het verkrijgen van de status “langdurig ingezetene” integratie- of inburgeringsvereisten stellen. De exacte inhoud van deze vereisten is daarbij niet van belang. Als uit de lijst blijkt dat betrokkene voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene heeft moeten voldoen aan inburgerings- of integratie-eisen, dan is betrokkene niet inburgeringsplichtig op grond van de Wet inburgering.

Land - Stelt integratievoorwaarden aan langdurig ingezeten derdelanders, ja / nee *
België: Nee
Bulgarije: Nee
Cyprus: Ja
Duitsland: Ja
Estland: Ja
Finland: Nee
Frankrijk: Ja
Griekenland: Ja
Hongarije: Nee
Italië: Ja
Letland: Ja
Litouwen: Ja
Luxemburg: Nee
Malta: Nee
Oostenrijk: Ja
Polen: Nee
Portugal: Ja
Roemenië: Nee
Slowakije: Nee
Slovenië: Nee
Spanje: Nee
Tsjechië: Nee
Zweden: Nee
* De vraag is niet van toepassing op het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken, omdat zij de status van langdurig ingezetene niet kennen.
Bron:
Nieuwsbrief Inburgering
Nummer 27, 19 oktober 2010
[WV]

Visumvrijstelling voor Albanië en Bosnië-Herzegovina

16/11/2010

Nieuwsbericht

Onderdanen van Albanië en Bosnië-Herzegovina hebben - naar verwachting vanaf half december 2010 - geen Schengenvisum meer nodig om te reizen naar en door het Schengengebied.

Laatste bewerking: 13 december 2010

De Raad van Ministers van de EU heeft dat op 8 november 2010 besloten.
De vrijstelling van visumplicht geldt voor houders van een biometrisch paspoort. Zij mogen drie maanden (90 dagen) in de EU verblijven, maar zijn niet vrij om arbeid te verrichten.
De inwerkingtreding is vastgesteld op de dag na publcatie in het Publicatieblad van de Europese Unie van de Verordening om deze twee landen te verplaatsen van lijst I naar lijst II van derde landen bij Verordening 539/2001 (ve01000113), welke half december 2010 wordt verwacht.
Zie ook:
Geconsolideerde teksten Verordening 539/2001.
Persbericht Raad van Europa
Concept Verordening wijziging Verordening 539/2001 van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld.
Nieuwsbericht van het Ministerie van BZK waar de 'veiligheidsklep' bij deze vrijstelling wordt benadrukt
ve10002258: Lijst van vragen en antwoorden opheffing visumplicht Albanië en Bosnië- Herzegovina, 8 deecember 2010, TK 30573, 58  [WV]

Invoering Wet Modern Migratiebeleid uitgesteld

15/11/2010

Nieuwsbericht

Het modern migratiebeleid zal niet op 1 januari 2011 in werking treden omdat niet is voldaan aan de randvoorwaarde voor de inwerkingtreding, een succesvolle uitrol van INDiGO op die datum.

Dit schrjift de minister voor Immigratie en Asiel op 12 november 2010 aan de Tweede Kamer (ve10002026).
Besloten is om een audit te laten uitvoeren naar het INDiGO-programma - het nieuwe informatiesysteem van de IND -, die moet leiden tot aanbevelingen op het gebied van de implementatie van het systeem en de risicobeheersing van het programma. Op basis van de resultaten van de audit kan een reële nieuwe invoeringsdatum voor de Wet Modern Migratiebeleid worden vastgesteld.
De gevolgen van het uitstel worden op zo kort mogelijke termijn geïnventariseerd. Voor het modern migratiebeleid geldt dat de huidige proeftuinen, waarin de deelnemende bedrijven en instellingen nu al profiteren van de kortere procedures en lagere administratieve lasten, worden voortgezet. De minister verwacht de Kamer begin 2011 over de uitkomsten van de audit en de verdere voortgang van INDiGO te kunnen berichten.
Zie ook het IND Nieuwsbericht [wv]

Geen uitzettingen asielzoekers naar Irak

03/11/2010

Nieuwsbericht

Nederland geeft gevolg aan een voorlopige voorziening van het EHRM van 2 november om geen asielzoekers terug te sturen naar Irak. Over ongeveer drie weken doet het Hof een definitieve uitspraak in de zaak.

Naar aanleiding van een interim measure van het EHRM van 2 november (nog niet beschikbaar) heeft Minister Leers van Asiel en Immigratie besloten om in ieder geval tot 24 november geen asielzoekers terug te sturen naar Irak. Over ongeveer drie weken doet het Hof een definitieve uitspraak in deze zaak.
Bij brief van 22 oktober van het EHRM (ve10001892) aan de vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken, wordt medegedeeld dat interim measures in geval van uitzettingen naar Bagdad zullen worden toegewezen door het Hof. Tevens wordt in deze brief gevraagd om voor 29 oktober informatie met betrekking tot uitzettingen naar Irak te verstrekken. De brief van 22 oktober werd eerst op 1 november bekend gemaakt. Groen Links heeft gevraagd om een spoeddebat naar aanleiding van het niet eerder bekend maken van de brief.
De Nederlandse regering heeft op 29 oktober de verzochte informatie verstrekt aan het Hof (ve10001897). Op 1 november heeft de Minister van Immigratie en Asiel een brief aan de Tweede Kamer gezonden (ve10001893) waarin wordt verwezen naar het ambtsbericht van 29 oktober 2010 (ve10001899) over de situatie in Irak over de periode van februari tot en met september 2010. Minister Leers van Immigratie en Asiel liet in een spoeddebat op 2 november weten dat hij op basis van dit ambtsbericht door wilde gaan met de uitzettingen. Met een motie van de Christen Unie is gepoogd om een op de agenda staande groepsuitzetting op 3 november te voorkomen. Deze werd echter verworpen met 73 tegen 70 stemmen. De minister gaat naar aanleiding van de interim measure van 2 november nu alsnog niet uitzetten naar Irak. [GW]
Zie ook Nieuwsbericht 24 november 2010.

Volle toets aan art. 8 EVRM bij uitzetting wegens ontbreken mvv

02/11/2010

Nieuwsbericht

De Afdeling is anders dan voorheen van oordeel dat bij de beoordeling of het ontbreken van een geldige mvv in een concreet geval kan worden tegengeworpen volledig getoetst moet worden dat de uitzetting van de vreemdeling verenigbaar is met art. 8 EVRM.

De vreemdeling stelt dat de vzr de tijdelijkheid van de terugkeer i.h.k.v. het mvv-vereiste van doorslaggevend belang acht en niet heeft onderkend dat beoordeeld dient te worden of haar uitzetting in strijd is met art. 8 EVRM.
Gelet op de toevoeging van onderdeel l aan art. 3.71 lid 2 Vb 2000 en de toelichting van de SvJ daarbij, is de Afdeling in haar uitspraak van 27 oktober 2010 (ve10001860), anders dan in de uitspraak van 9 november 2007 (JV 2008/14, (ve07002155) van oordeel dat bij de beoordeling of het ontbreken van een geldige mvv in een concreet geval kan worden tegengeworpen, uit een op die zaak toegespitste belangenafweging dient te blijken dat de uitzetting van de vreemdeling verenigbaar is met art. 8 EVRM. Bij deze beoordeling dient derhalve een volledige toets aan art. 8 EVRM plaats te vinden. Na zelf een volledige toets te hebben uitgevoerd stelt de Afdeling in onderhavige geval dat er geen reden is voor het oordeel dat de SvJ ten onrechte de uitzetting, en daarmee de weigering de vreemdeling een reguliere vergunning te verlenen, niet in strijd heeft geacht met art. 8 EVRM. [GW] 

 

Wijzigingen in Rijkswet op het Nederlanderschap treden in werking

28/09/2010

Nieuwsbericht

Op 1 oktober 2010 treedt een optieregeling voor zogenaamde latente Nederlanders in werking. Verder wordt de mogelijkheid om de oorspronkelijke nationaliteit te behouden bij naturalisatie verder beperkt en wordt bij optie (voor één categorie) de afstandseis ingevoerd. Ook wordt het mogelijk het Nederlanderschap in te trekken na een strafrechtelijke veroordeling voor een delict, waarbij ‘de essentiële belangen van het Koninkrijk ernstig zijn geschaad’.
Op 1 januari 2011 zal de ‘dubbele taaltoets Nederlandse Antillen en Aruba’ in werking treden.

Deze wijzigingen zijn opgenomen in de op 29 juni 2010 in het Staatsblad (nr. 242) gepubliceerde Rijkswet van 17 juni 2010 houdende wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere nationaliteitsrechtelijke kwesties. (ve10000946)
In samenhang daarmee wordt ook de Handleiding voor de toepassing van de RWN (HRWN 2003) gewijzigd.
Optierecht voor latente Nederlanders: zeven nieuwe optiemogelijkheden
Kinderen geboren voor 1 januari 1985 uit een Nederlandse moeder en niet Nederlandse vader, kunnen alsnog voor het Nederlanderschap opteren (art. 6 lid 1, onder i, RWN). Ook kinderen die voor 1 januari 1985 door een Nederlandse moeder als minderjarige (in dit geval is dat jonger dan 21 jaar) in het Koninkrijk zijn geadopteerd kunnen opteren (art. 6 lid 1, onder j, RWN). Voor deze optanten geldt de eis van toelating en hoofdverblijf in het Koninkrijk niet. Deze eis geldt wel voor minderjarige kinderen die in het Koninkrijk wonen en willen delen in de optie van hun ouder. Voor de kinderen geboren uit een ouder, die gebruik heeft gemaakt van dit nieuwe optierecht (art. 6 lid 1, onder i of j RWN), zijn echter aparte optiecategorieën gecreëerd (art. 6 lid 1, onder k t/m o RWN), waarbij de eis van toelating en hoofdverblijf niet geldt.
Zie WBN 2010/10 voor de wijzigingen in de HRWN 2003 (ve10000955).
Intrekking Nederlanderschap bij ernstig misdrijf
Het Nederlanderschap kan worden ingetrokken van diegene die onherroepelijk veroordeeld is voor een na de inwerkingtreding van deze wetswijziging gepleegd misdrijf, dat ‘de essentiële belangen van het Koninkrijk ernstig heeft geschaad’ (nieuw lid 2 art. 14 RWN). Hierbij kan gedacht worden aan terroristische misdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en bijvoorbeeld misdrijven tegen de veiligheid van het Koninkrijk, waarop een gevangenisstraf van ten minste 8 jaar staat.
Betrokkene mag door de intrekking niet staatloos worden (art. 14 lid 6 RWN).
Bij deze misdrijven geldt de vierjaar rehabilitatietermijn, als opgenomen in de HRWN 2003, niet.
Herkrijging van de Nederlandse nationaliteit is in principe niet mogelijk na het besluit tot intrekking, tenzij er tenminste vijf jaren zijn verstreken en sprake is van zeer bijzondere omstandigheden en nadat de Raad van State van het Koninkrijk daarover is gehoord (nieuw lid 3 art. 14 RWN).
Verder wordt de HRWN 2003 uitgebreid met een nieuw openbare orde punt in een nieuwe paragraaf 7 bij de Toelichting ad artikel 9 lid 1, onder a, RWN ‘Afwijzing indien ernstige vermoedens bestaan dat verzoeker een gevaar vormt voor de veiligheid van het Koninkrijk’:
“Om te kunnen spreken van gevaar voor de veiligheid van het Koninkrijk is geen strafrechtelijke veroordeling vereist. Wel dienen er concrete aanwijzingen te zijn dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de veiligheid van het Koninkrijk. Bij het bestaan van concrete aanwijzingen dient in de eerste plaats te worden gedacht aan een ambtsbericht van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. In voorkomende gevallen kan echter ook worden uitgegaan van een ambtsbericht van (buitenlandse) ministeries.”
Deze normen voor afwijzing van een verzoek om naturalisatie zijn ook van toepassing op verzoeken om optie (HRWN 2003 paragraaf 6-4. Toelichting ad artikel 6, vierde lid).
Zie WBN 2010/9 voor de wijzigingen in de HRWN 2003 (ve10000954).
Afstandeis bij naturalisatie
De verzoeker die vóór het bereiken van de meerderjarige leeftijd gedurende vijf jaar aaneengesloten zijn hoofdverblijf in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, heeft gehad, is niet langer uitgezonderd van de verplichting afstand te doen van de oorspronkelijke nationaliteit. Art. 9 lid 3, onder c, RWN vervalt.
De afstandsverplichting geldt voor deze groep onverkort bij een verzoek dat op of na 1 oktober 2010 wordt ingediend.
Zie WBN 2010/8 voor de wijzigingen in de HRWN 2003 (ve10000953).
Afstandseis bij optie
Voor de meerderjarige vreemdeling die sedert het bereiken van de leeftijd van vier jaar toelating en hoofdverblijf heeft in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba en die opteert voor het Nederlanderschap (art. 6 lid 1 onder e, RWN) geldt met ingang van 1 oktober 2010 ook de verplichting afstand te doen van de oorspronkelijke nationaliteit (nieuw art. 6a RWN).
Zie WBN 2010/7 voor de wijzigingen in de HRWN 2003 (ve10000952).
Als gevolg van de Rijkswet van 17 juni 2010 worden ook gewijzigd:
- het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BVVN) en het Besluit naturalisatietoets (BNT) (Stb. 310, ve10001156)
De wijzigingen in het BVVN treden op 1 oktober 2010 in werking.
Het BNT wordt in verband met de ‘dubbele taaltoets Nederlandse Antillen en Aruba’ (gewijzigd art. 8 lid 1, onder d, RWN) gewijzigd met ingang van 1 januari 2011.
- de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap (ve10001644).
Belangrijke parlementaire stukken:
ve09000235: voorstel van Rijkswet
ve09000236: memorie van toelichting
ve09001066: nota van wijziging
ve09001524: tweede nota van wijziging
ve10000175: derde nota van wijziging (tekstcorrecties in vierde nota, ve10000176).
Postnatale erkenning door niet-Nederlandse man
Los van voornoemde Rijkswet van 17 juni 2010 wordt de HRWN 2003 per 1 oktober 2010 ook gewijzigd naar aanleiding van de beschikking van de Hoge Raad van 10 juli 2009 (ve10000340), waarin is beslist dat kinderen die tussen 1 januari 1985 en 1 april 2003 postnataal zijn erkend door een niet-Nederlandse man en daarnaast voldoen aan de eisen van het toen geldende art. 3 lid 3 RWN, het Nederlanderschap verwerven o.g.v. de derde generatieregel in art. 3 lid 3 (oud) RWN vanaf datum van de erkenning.
De Handleiding werkt de nieuwe wetsuitleg uit voor drie perioden (omdat in die perioden de gevolgen van een erkenning door een Nederlandse man ook verschillend waren). Deze perioden zijn: 1) van 1 januari 1985 tot 1 april 2003; 2) van 1 april 2003 tot 1 maart 2009; 3) van 1 maart 2009 tot heden.
Zie WBN 2010/5 voor de wijzigingen in de HRWN 2003 (ve10000917).
Zie ook:
ve10000378: Nederlanderschap en kleinkinderen van immigranten: de derde generatieregel, C.S. Poortman, Asiel&Migrantenrecht 2010, nr. 1.
ve10001544: Uitbreiding verkrijging Nederlandse nationaliteit op grond van grootouderartikel - José Guit, B&R nr. 9. [wv] - laatst bijgewerkt 01-10-2010 
                                                                                            PDF versie Nieuwsbericht

Regelgeving verzwaring basisexamen inburgering buitenland klaar

11/09/2010

Nieuwsbericht

Het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt aangepast om de verhoging van het niveau van de Toets Gesproken Nederlands naar niveau A1 en de invoering van een schriftelijke toets mogelijk te maken.
Beoogd wordt deze aanpassingen op respectievelijk 1 januari en 1 april 2011 in te voeren.

Op 15 juli 2010 heeft de Raad van State geadviseerd over het ontwerpbesluit voor de wijziging van het Vb 2000. Dit advies werd samen met het Nader rapport van 27 augustus 2010 en de gewijzigde tekst en nota van toelichting op 10 september 2010 in de Staatscourant gepubliceerd (ve10001435).
Het basisexamen wordt door wijzingen in art. 3.98a Vb 2000 op twee onderdelen gewijzigd:
1)   verhoging van het niveau van de Toets Gesproken Nederlands (TGN) van niveau A1-min naar niveau A1 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen;
2)   toevoeging van de schriftelijk toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen (BGL).
Verder wordt er een bevoegdheid tot ontheffing ingevoerd door aan art. 3.71a lid 2 Vb 2000 een onderdeel d toe te voegen op grond waarvan een aanvraag verblijfsvergunning niet wordt afgewezen als de vreemdeling het basisexamen niet met goed gevolg heeft afgelegd en afwijzing van die aanvraag naar het oordeel van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Volgend de nota van toelichting zal het daarbij gaan om situaties waarin een combinatie van zeer bijzondere individuele omstandigheden ertoe leidt dat de vreemdeling blijvend niet in staat is om de toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen (GBL) met goed gevolg af te leggen. Hierbij dient de vreemdeling bovendien aanmerkelijke inspanningen te hebben geleverd, wat bijvoorbeeld kan blijken uit het één of meermalen afleggen van het basisexamen, waarbij wel een positief resultaat is behaald voor de Toets Gesproken Nederlands (TGN) en de toets Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) maar geen positief resultaat is behaald voor de toets GBL. Over de invulling hiervan worden nadere regels gesteld door de Minister voor WWenI.
In reactie op het advies van de Raad van State stelt de regering vooralsnog geen aanleiding te zien om aan art. 13 Besluit 1/80 gevolgen te verbinden voor het basisexamen voor gezinsleden van Turkse werknemers. De voortschrijdende jurisprudentiële ontwikkelingen zullen nadere duiding moeten geven aan de reikwijdte van het Associatierecht, ook in relatie tot het stellen van voorafgaande integratievoorwaarden aan gezinsleden van Turkse werknemers. Temeer daar het basisexamen een snelle en effectieve integratie in Nederland beoogt, aldus het Nader rapport.
Ingevolge het advies van de Raad van State is in de nota van toelichting nader gemotiveerd waarom de regering niet verwacht dat a priori groepen vreemdelingen worden uitgesloten van de komst naar Nederland door de invoering van de toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen (GBL) dan wel dat de Wib geen stand zou houden binnen de internationale rechtsorde (bijv. art. 8 EVRM en art. 7 Gezinsherenigingsrichtlijn 2003/86. 
De algemene conclusie in het ACVZ advies van 22 februari 2010 (nog niet openbaar; zie ook Briefadvies huwelijks- en gezinsmigratie d.d. 19 februari 2010, p. 4-5, ve10000943) – het verrichten van nader onderzoek, alvorens over te gaan tot verzwaring van de exameneisen, naar de vraag of de verhoging van het niveau A1 van de Toets Gesproken Nederlands en het invoeren van een schriftelijke toets het voor bepaalde groepen a priori onmogelijk maakt om te slagen voor het basisexamen in het buitenland – wordt niet gedeeld. [wv]
Zie ook
ve09001070: Onderzoek Triarii mei 2009, Randvoorwaarden niveau A1 inburgeringsexamen buitenland - Hoofdrapport en Feitenonderzoek en scenario’s 
ve09001645: Rapport IND - Monitor Inburgeringsexamen Buitenland 2009
ve09001344: Brief 2 oktober 2009 over Kabinetsaanpak huwelijks- en gezinsmigratie (TK 32175, 1)

ABRvS houdt vreemdelingenzaken Dublin/Griekenland aan

03/09/2010

Nieuwsbericht

De ABRvS zal aanhangige hogerberoepszaken die betrekking hebben op de overdracht van vreemdelingen aan Griekenland o.g.v. de Dublinverordening en waarin ter zake van de toepasselijkheid van art. 3 lid 2 Dv het interstatelijk vertrouwensbeginsel aan de orde is, voorlopig aanhouden.

De reden hiervoor is dat het Court of Appeal van Engeland en Wales op 12 augustus 2010 (ve10001288) prejudiciële vragen heeft gesteld aan het HvJEU over de reikwijdte van art. 3 lid 2 Dv. De Afdeling wacht de antwoorden van het Hof af.
Zie ook de mededeling op de website van de Raad van State. [wv]

Inburgeringsplicht Wi in strijd met Associatierecht EEG-Turkije

17/08/2010

Nieuwsbericht

De rechtbank Rotterdam heeft in twee recente uitspraken geoordeeld dat de in de Wet inburgering opgenomen inburgeringsverplichting in strijd is met het Associatierecht met Turkije.

Het betreft uitspraken van 12 augustus 2010 met betrekking tot een zogeheten oudkomer (ve10001201) en een nieuwkomer (ve10001204) met de Turkse nationaliteit.
De rechtbank baseert zich mede op arrest van het HvJEU van 29 april 2010 (Commissie - Nederland, JV 2010/237, ve10000639), waarin het Hof een oordeel gaf over de van Turkse onderdanen en hun familieleden geheven legestarieven.
De rechtbank overweegt in beide uitspraken dat, nu artikel 5 lid 2 onder a Wi Unieburgers vrijstelt van de inburgeringsplicht, het opleggen van deze plicht aan de betreffende eisers in strijd is met  de discriminatieverboden in artikel 9 Associatieovereenkomst EEG-Turkije en artikel 10 Besluit 1/80. Net als het HvJEU ziet de rechtbank geen aanleiding om deze bepalingen restrictief uit te leggen. Bovendien wordt geoordeeld dat sprake is van strijd met artikel 13 besluit 1/80 omdat de inburgeringsplicht een maatregel is die van invloed is op de omstandigheden waaronder een Turkse werknemer in Nederland arbeid verricht en verblijft en deze maatregel is ingevoerd na 1 december 1980. Op grond van artikel 13 besluit 1/80 zijn nieuwe belemmerende maatregelen voor Turken op de arbeidsmarkt na voornoemde datum niet toegestaan.
Zie ook hetgeen Kees Groenendijk reeds in zijn noot bij JV 2010/237 opmerkte over de gevolgen van voornoemd arrest van het HvJEU voor de Wet inburgering (alswel de Wet inburgering buitenland).
Onder punt 7 van zijn noot wijst hij op artikel 5 lid 2, onder d, Wet inburgering: "de persoon die anderszins op grond van bepalingen van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties geen inburgeringsplicht als bedoeld in artikel 7 kan worden opgelegd."
De Associatieovereenkomst EEG-Turkije (art. 9) en Besluit 1/80 (artt. 10 en 13) zijn een verdrag en een besluit als bedoeld in die bepaling. [GW/WV]