Overslaan en naar de inhoud gaan

Nieuws

Wijzigingen gezinshereningbeleid en middelenvereiste

31/07/2010

Nieuwsbericht

Met ingang van 31 juli 2010 is de Nederlandse regelgeving aangepast naar aanleiding van het arrest Chakroun van 4 maart 2010 van het HvJEU. De 120% inkomensnorm bij gezinsvorming en het verschil in leeftijdseisen bij gezinsvorming en gezinshereniging zijn verlaten. Verder wordt het referentiebedrag van het inkomensvereiste alleen nog uitgedrukt in (percentages van) het bruto-minimumloon. Ook zijn de referentie(norm)bedragen voor alleenstaanden en alleenstaande ouders verhoogd.

De wijzigingen zijn opgenomen in:
• het besluit van 24 juli 2010 tot wijziging van het Vb 2000 (ve10001128);
• het besluit van 27 juli 2010 tot wijziging van het VV 2000 (ve10001129);
• WBV 2010/12 van 26 juli 2010 (ve10001155).
De belangrijkste wijzigingen in het kort..
● De minimumleeftijd van de gezinsmigrant respectievelijk de hoofdpersoon, ongeacht of de gezinsmigratie plaats vindt i.h.k.v. gezinsvorming of gezinshereniging, wordt 21 jaar (wijziging art. 3.14 en 3.15 Vb 2000). (*)
● Het onderscheid in inkomensvereiste tussen gezinsvorming en gezinshereniging vervalt (wijziging art. 3.22 Vb 2000).
● De in artikel 16 lid 1, onder c, Vw 2000 bedoelde middelen van bestaan voor verlening van een reguliere verblijfsvergunning zijn in ieder geval (**) voldoende, indien de som van het (bruto)loon, bedoeld in art.16 Wet financiering sociale verzekeringen, uit arbeid in loondienst, het bruto inkomen uit een inkomensvervangende uitkering krachtens een socialeverzekeringswet waarvoor premies zijn afgedragen, de bruto-winst uit arbeid als zelfstandige en het inkomen uit eigen vermogen (uitgegaan wordt van een fictief rendement van 4% van het gemiddelde eigen vermogen tussen 1 januari en 31 december) ten minste gelijk is aan het (bruto)minimumloon, bedoeld in de art. 8 lid 1, onder a, en 14 Wml, met inbegrip van de vakantiebijslag, bedoeld in art. 15 Wml (art. 3.74 nieuw lid 1 aanhef en onder a Vb 2000).
● De normbedragen voor gezinnen, alleenstaande ouders en alleenstaanden worden uitgedrukt in percentages van het Wml. Voor gezinnen geldt 100% van het Wml (€ 1.416,-), voor alleenstaande ouders 90% (€ 1.274,40) en voor alleenstaanden 70% (€ 991,20). De laatste twee zijn met 20% verhoogd (***); dit heeft te maken met art. 25 Wwb (art. 3.74 nieuw lid 3 jo art. artikel 3.19 nieuw lid 1 en 2 VV 2000, ve10001129).
● Niet langer is vereist dat een student naast een netto-inkomen ten minste gelijk aan het normbedrag voor uitwonende studenten, bedoeld in de Wsf 2000, moet beschikken over aanvullende middelen om het college- of lesgeld te kunnen voldoen (art. 3.74 nieuw lid 3 Vb 2000)
Voor degene die het verblijf financiert van een vreemdeling voor de verblijfsdoelen familiebezoek, au pair, medische behandeling of het ouderenbeleid, zijn de middelen van bestaan voldoende als deze ten minste gelijk zijn aan het toepasselijke bedrag voor de financier, aangevuld met 50% voor elke vreemdeling (art. 3.19 nieuw lid 3 VV 2000, ve10001129). Voor de financier van een student geldt de toepasselijke norm voor de financier, aangevuld met het normbedrag voor uitwonende studenten (art. 3.19 nieuw lid 4 VV 2000, ve10001129). (***)
(*)   In zijn noot bij Commissie/Nederland (JV 2010/237, ve10000639) merkt Groenendijk onder punt 14 op dat het na dit arrest duidelijk is dat een dergelijke verhoging bij echtgenoten van Turkse werknemers strijdig zou zijn met het EU recht.

(**) 
  Met de woorden “in ieder geval” is beoogd aan te geven dat de in art. 3.74 lid 1 Vb 2000  opgenomen inkomensnormen gelden als referentiebedragen. Wat betreft gezinshereniging betekent dit dat zij niet gelden als minimuminkomen waaronder geen gezinshereniging wordt toegestaan zonder enige concrete beoordeling van de situatie van iedere aanvrager. Dit volgt uit (r.o. 48 van) het arrest Chakroun (JV 2010/177, ve10000350). (Nota van toelichting, p. 18, Besluit wijziging Vb 2000)
Opmerkelijk hierbij is dat in het ‘Besluit modern migratiebeleid’ (ve10001127) in onderdeel EEE (p. 25) is voorzien in de volgende wijziging van art. 3.75 Vb 2000 (duurzaamheid middelen van bestaan), welke blijkens art. XIV van dat Besluit nog niet op 31 juli 2010 in werking treedt:
"1. In het eerste lid wordt «middelen van bestaan zijn duurzaam» vervangen door: middelen van bestaan zijn in ieder geval duurzaam.
2. In het tweede lid wordt «nog één jaar beschikbaar» vervangen door: nog beschikbaar.
3. De eerste volzin van het derde lid komt te luiden: In afwijking van het eerste lid, zijn middelen van bestaan verkregen uit arbeid in loondienst eveneens duurzaam, indien op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven gedurende een aaneengesloten periode van drie jaren jaarlijks voldoende middelen van bestaan uit arbeid in loondienst zijn verworven en de middelen van bestaan nog beschikbaar zijn.
4. (...)"

Zie ook p. 156 van de Nota van toelichting en het advies van de Raad van State (ve10001132) onder punt 6. De Raad benadrukt in dit advies, alsmede in het advies (ve10001038) inzake wijziging Vb 2000 i.v.m. het arrest Chakroun/de Richtlijn, de plicht tot individualisering van de beslissing. Wat het Hof in Chakroun zegt op dat punt geldt niet alleen voor de ‘stabiele en regelmatige inkomsten die volstaan om hemzelf en zijn gezinsleden te onderhouden’ in art. 7(1)(c), maar net zo goed voor de integratiemaatregelen van art. 7(2).

 

(***)   In de Vc 2000 is bij WBV 2010/12 (B1/4.3.3) een overgangsregeling getroffen voor aanvragen verlenging verblijfsvergunning door alleenstaanden en alleenstaande ouders die voor 31 juli 2010 al waren toegelaten op de toen gelden normen: voor hen geldt in afwijking van art. 3.19 VV 2000 de norm van respectievelijk 50% en 70% van het wettelijk minimumloon.

De afwijkende normen gelden ook voor degenen die het verblijf financieren van vreemdelingen die voor 31 juli 2010 verblijf hebben gekregen.
Deze overgangsregeling geldt tot 31 juli 2013.

Uit art. 3.103 Vb 2000 volgt het overgangsrecht voor op 31 juli 2010 lopende aanvragen: deze worden getoetst aan het recht dat gold op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen, tenzij het recht dat geldt op het tijdstip waarop de beschikking wordt gegeven gunstiger is..
Zie ook IND Werkinstructie 2010/8, p. 4 (ve10001123). 
Zie ook het nieuwsbericht op de website van de IND. [wv]

Gerechtshof Den Haag: op straat zetten kinderen onrechtmatig

27/07/2010

Nieuwsbericht

De Staat mag de kinderen van een uitgeprocedeerde Angolese asielzoekster niet op straat zetten zolang niet adequaat in de dagelijkse verzorging, opvoeding, huisvesting, medische zorg en scholing van de kinderen is voorzien.

Dit heeft het Gerechtshof ’s-Gravenhage bepaald in het (tussen)arrest van 27 juli 2010 (ve10001110) op het hoger beroep van een kort geding, dat door een uitgeprocedeerde asielzoekster en haar drie kinderen tegen de Staat was aangespannen.
1. De Staat gedraagt zich tegenover de moeder niet onrechtmatig door haar uit de locatie Ter Apel te verwijderen en op straat te zetten. Van haar mocht worden verwacht dat zij zou meewerken aan het verkrijgen van reisdocumenten. Dit heeft zij geweigerd.
2. Dat ligt echter anders t.o.v. de kinderen. Tegen de achtergrond van de verdragsbepalingen van het EVRM, ESH en IVRK rust op de Staat ook naar intern Nederlands recht de verplichting zich de bescherming van kinderen aan te trekken. Het hof heeft in dit concrete geval in aanmerking genomen dat de kinderen al acht jaar of langer in Nederland verblijven en daarom hier in zekere mate geworteld zijn. De beslissing van de moeder om niet terug te keren naar Angola kan de kinderen niet aangerekend worden. De kinderen zijn zo jong dat zij niet buiten de zorg van volwassenen kunnen.
De Staat handelt tegenover de kinderen onrechtmatig door hen op straat te zetten en aan hun lot over te laten. De Staat zal de kinderen dan ook pas uit de locatie Ter Apel mogen verwijderen wanneer de Staat heeft aangetoond dat zij door de Staat of door derden van passende huisvesting en voldoende financiële middelen voor de kosten van levensonderhoud en scholing zullen worden voorzien. De Staat zal tevens inzichtelijk moeten maken hoe hierin zal worden voorzien indien aan de moeder geen huisvesting en middelen van bestaan meer zullen worden verstrekt.
Verwijst de zaak naar de rol van 24 augustus 2010 en houdt iedere verdere beslissing aan.
Zie ve10000593 voor het vonnis van de Voorzieningenrechter Rechtbank 's-Gravenhage in eerste instantie. 
Zie ook het nieuwsbericht op rechtspraak.nl. [GW]
Uitzending NOVA 27 juli 2010 over het arrest.
Uitzending NOVA 25 maart 2010 (Nederland zet asielkinderen op straat) n.a.v. de uitspraak van 20 oktober 2009 van het Europees Comite voor Sociale Rechten (ECSR) over de opvang van illegale kinderen in Nederland (JV 2010/150, ve10000325).

Wet Modern Migratiebeleid door Eerste Kamer aanvaard

13/07/2010

Nieuwsbericht

De Eerste Kamer heeft op maandag 5 juli 2010 het wetsvoorstel Modern Migratiebeleid (32052) aanvaard, waarbij de Vw 2000 wordt gewijzigd. De wet zal naar verwachting op 1 januari 2011 in werking treden en luidt onder meer een vereenvoudiging in van het stelsel van reguliere verblijfsvergunningen. Daarnaast worden de procedures efficiënter gemaakt. Verder voorziet het in een zelfstandige positie van de referent in het reguliere vreemdelingenbeleid en worden bestuurlijke boetes ingevoerd.

De belangrijkste veranderingen als gevolg van het aanvaarde gewijzigde (ve10000406) wetsvoorstel Modern Migratiebeleid zijn:
•   Referenten en vreemdelingen kunnen voortaan gebruikmaken van de Toegang- en Verblijfsprocedure (TEV). Zij hoeven niet meer twee aparte aanvragen voor een MVV en de verblijfsvergunning in te dienen. Na afgifte van de MVV, verleent de IND de verblijfsvergunning automatisch.
•   Voor niet MVV-plichtige vreemdelingen komt er de VVR-referentprocedure. De referent kan voor de vreemdeling al een aanvraag voor een verblijfsvergunning indienen terwijl betrokkene nog in het buitenland verblijft.
•   Referenten krijgen een belangrijke rol binnen het migratiebeleid. De referent is een persoon of organisatie (bijvoorbeeld een bedrijf of onderwijsinstelling) die belang heeft bij de overkomst van een vreemdeling. Referenten mogen zelf verblijfsaanvragen indienen voor de vreemdeling. Ook kunnen zij bezwaar en beroep instellen.
•   Rechtspersonen en ondernemingen kunnen zich laten erkennen. Dan worden zij ‘erkende’ referent. Voor erkende referenten gelden bepaalde voordelen (werken met eigen verklaringen.en een versnelde procedure). In sommige gevallen (onderwijsinstellingen, au-pairbureaus, werkgevers van kennismigranten) is erkenning verplicht. Referenten die gezinsleden naar Nederland halen kunnen niet worden erkend. Zij zijn natuurlijke personen waardoor erkenning voor hen niet mogelijk is.
•   Alle referenten hebben wettelijke verplichtingen (informatie-, administratie- en zorgplicht, verantwoordelijk voor terugkeer)
•   De IND krijgt meer mogelijkheden om op te treden tegen referenten en vreemdelingen die hun wettelijke verplichtingen niet nakomen.
In gevallen waarin de referent of vreemdeling de wettelijke verplichtingen van de wet Modern Migratiebeleid niet nakomt, kan de IND sancties opleggen. Als regel geeft de IND bij een eerste overtreding een waarschuwing. Bij een volgende overtreding kan de IND een bestuurlijke boete opleggen (voor rechtspersonen en ondernemingen maximaal € 3.000 en voor natuurlijke personen maximaal €1.500 per beboetbaar feit. Bij herhaling kan de IND de boete verhogen met 50%. Een bestuurlijke boete kan bij ernstige overtredingen ook worden opgelegd zonder voorafgaande waarschuwing.
Als een erkend referent niet (meer) voldoet aan de voorwaarden voor erkenning, trekt de IND de erkenning in. Dit kan ook als de erkende referent zich niet heeft gehouden aan zijn wettelijke verplichtingen.
Zie voor meer informatie de IND website of ve10001005. [wv]

Veel nieuwe regelgeving i.v.m. aanpassen asielprocedure

01/07/2010

Nieuwsbericht

Op 1 juli 2010 treedt de zogeheten verbeterde asielprocedure in werking en dit leidt tot veel gewijzigde regelgeving.

In verband met het aanpassen van de asielprocedure is de volgende regelgeving gewijzigd:
● Vw 2000 – wet van 20 mei 2010 (ve10000824).
Overgangsrecht:
1. Ten aanzien van een aanvraag die is ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft het bepaalde bij of krachtens de artikelen 62, derde lid, onderdeel c, 69, tweede lid, en 82, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.
2. In afwijking van het eerste lid, dient de vreemdeling die zijn eerste aanvraag heeft ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet en wiens aanvraag is afgewezen na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, Nederland uit eigen beweging binnen vier weken te verlaten.
● Vb 2000 – besluit van 23 juni 2010 (ve10000944).
Overgangsrecht:
Ten aanzien van een aanvraag die is ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit blijft het bepaalde bij of krachtens de artikelen 1.1, onderdeel f, 3.6, eerste lid, 3.46, 3.47 en 3.109 t/m 3.118 Vb 2000 zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.
● VV 2000 – 79ste wijziging van 25 juni 2010 (ve10000959).
● Vc 2000 – WBV 2010/10 van 24 juni 2010 (ve10000957).
● Rva 2005 – besluit van 25 juni 2010 (ve10000960).
Deze aanpassingen vloeien voort uit het coalitieakkoord van 7 februari 2007 (TK 30891, 4, ve07000230) en de brief “Naar een effectievere asielprocedure en een effectiever terugkeerbeleid” van 24 juni 2008 (TK 29344, 67, ve08001099). Het wetsvoorstel tot wijziging van de Vw 2000 (31994, ve09001074) werd op 29 juni 2009 aan de Tweede Kamer aangeboden en werd uiteindelijk op 18 mei 2010 zonder stemming aanvaard door de Eerste Kamer.
Zie ook het artikel van Thomas Spijkerboer (ve10001105) waarin de wijzigingen in de asielprocedure worden behandeld. Daarbij is geprobeerd telkens in te gaan op de vraag of de jurisprudentie van de ABRvS over de oude bepalingen zijn belang behoudt, of dat deze alleen de oude wettekst betrof en dus voor de interpretatie van de nieuwe niet meer van belang is.
Het artikel is ook gratis te downloaden op de website van de uitgever: Ars Aequi

De wetswijziging leidt kort gesteld tot de volgende aanpassingen:
1. Aan de asielprocedure zal een rust- en voorbereidingstermijn van minimaal 6
dagen voorafgaan. In deze periode kan de asielzoeker tot rust komen en zich voorbereiden op de asielprocedure. Ook kan de IND in deze termijn al beperkt vooronderzoek doen.
2. De algemene asielprocedure in de aanmeldcentra wordt van 48 uur verlengd tot acht dagen, waardoor er meer ruimte is voor rechtsbijstand aan asielzoekers. Nadat een eerste aanvraag is afgewezen in het aanmeldcentrum wordt een vertrektermijn gegeven van vier weken. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat afgewezen asielzoekers op straat terechtkomen wordt er gedurende deze termijn opvang geboden.
3. De rechter houdt in de beroepsfase rekening met relevante nieuwe omstandigheden en beleidswijzigingen.
4. Een beroep op verblijf in Nederland op medische gronden zal niet pas ná de asielprocedure wordt beoordeeld, maar in een zo vroeg mogelijk stadium, zoveel mogelijk parallel aan de asielprocedure.
5. Tijdens de verbeterde asielprocedure zal de asielzoeker, voor zover mogelijk, steeds door één en dezelfde advocaat wordt bijgestaan gedurende de gehele procedure. [wv]

Meldplicht in plaats van bewaring voor AMV's

22/06/2010

Nieuwsbericht

Minister Hirsch Ballin wil vreemdelingenbewaring van alleenstaande minderjarige vreemdelingen verder beperken. Een frequente meldplicht en een verbod voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen om zich zonder toestemming buiten de gemeente te begeven, zijn een alternatief.

Dit blijkt uit het Nieuwsbericht op de website van het Ministerie van Justitie. [Ssc]

Vreemdelingen onevenredig zwaar getroffen door signalering in SIS

17/06/2010

Nieuwsbericht

De Nationale ombudsman heeft uit eigen beweging een onderzoek gedaan naar de praktijk rond de signalering van ongewenste vreemdelingen in het Schengen Informatie Systeem (SIS) en de weigering van toegang tot Nederland van deze vreemdelingen. De ombudsman stelt dat er onvoldoende waarborgen zijn om een evenredige uitvoering van het SIS te garanderen. Ook is de informatievoorziening aan gesignaleerde vreemdelingen over opname in het SIS en mogelijke rechtsmiddelen hiertegen onvolledig.

In het rapport van 17 juni 2010 (ve10000876) is de No van oordeel dat de uitvoeringspraktijk op een aantal essentiële punten onbehoorlijk is en de belangenafweging niet in alle gevallen evenredig is zoals art. 8 EVRM vereist. De No beveelt aan de gehele keten (van signalering t/m beoordeling van een verzoek tot toegang) in heroverweging te nemen, om te voorkomen dat de vreemdeling onevenredig zwaar getroffen wordt door dit systeem. De No doet de volgende aanbevelingen:
- De IND voert geen op de feiten toegesneden proportionaliteitstoets uit alvorens tot signalering over te gaan. Per individueel geval moet worden bekeken of er wellicht verzachtende omstandigheden zijn en of signalering geen onevenredige consequenties heeft voor de vreemdeling;
- Het automatische karakter van de weigering toegang na signalering betekent dat de signalering rechtsgevolgen met zich meebrengt en dus een besluit is in de zin van Awb waartegen bezwaar en beroep open staan;
- Per verzoek tot toegang moet expliciet onderzocht worden of er redenen zijn om de vreemdeling ondanks de signalering toch toe te laten;
- Soms vindt bij de afweging of tot signalering wordt overgegaan wel een belangenafweging plaats. De afwegingen die hierbij een rol spelen zijn echter niet inzichtelijk en controleerbaar, wat leidt tot willekeur. Eventuele uitzonderingen, waarbij niet tot signalering wordt overgegaan, zouden moeten worden vastgelegd en gemotiveerd.
- De informatievoorziening aan gesignaleerde vreemdelingen over opname in het SIS en mogelijke rechtsmiddelen hiertegen is onvolledig. De als ongewenst gesignaleerde vreemdelingen moeten, naast mondeling, ook schriftelijk op de hoogte worden gebracht van hun signalering en daarbij worden gewezen op rechtsmiddelen die hen ter beschikking staan om deze signalering aan te vechten. [PdM/SSc]

Eerste Kamer akkoord met wijziging Rwn

16/06/2010

Nieuwsbericht

Op 15 juni 2010 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel 31813 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Het voorstel behelst aanpassingen m.b.t. de afstandseis, beheersing Nederlands als voorwaarde voor naturalisatie, ontneming Nederlanderschap bij ernstige delicten en een regeling voor latente Nederlanders. Er wordt naar gestreefd deze wetswijziging op 1 oktober 2010 in werking te laten treden.

Het wetsvoorstel (ve09000235) leidt tot de volgende wijzigingen:
-   schrapping van een uitzondering op de afstandseis: meerderjarigen die een deel van hun jeugd in het Koninkrijk hebben doorgebracht en willen opteren voor het Nederlanderschap, zullen afstand moeten doen van hun niet-Nederlandse nationaliteit.
-   bij hoofdverblijf op de Antillen en Aruba wordt beheersing van het Nederlands een voorwaarde voor naturalisatie naast beheersing van de taal die op het eiland van het hoofdverblijf gangbaar is.
-   latente Nederlanders, kinderen die vóór 1985 uit een Nederlandse moeder zijn geboren, maar het Nederlanderschap niet via de moeder hebben verkregen, kunnen alsnog voor het Nederlanderschap opteren.
-   de mogelijkheid tot intrekking van het Nederlanderschap na een strafrechtelijke veroordeling voor een delict waarbij de essentiële belangen van het Koninkrijk ernstig zijn geschaad. [ssc]

Visumaanvragen in Turkije voortaan via iDATA

01/06/2010

Nieuwsbericht

Aanvragen voor een visum (zowel Schengenvisum met als hoofddoel Nederland als MVV) worden niet meer rechtstreeks ingenomen door de Nederlandse vertegenwoordiging, maar moeten worden ingediend bij het outsourcing bureau iDATA.

Vanaf 14 mei 2010 zijn aanvragen bij IData Istanbul mogelijk en vanaf 1 juni ook in Ankara. iDATA zal de visum klanten informeren, de visumaanvragen aannemen en het verzorgen van het uitreiken van de beslissingen.
In verband met de drukte adviseert iDATA om aanvragen in Ankara vanaf 7 juni 2010 in te dienen als niet voor 21 juni wordt gereisd.
Meer informatie is te vinden op de websites van iDATA en de Nederlandse Ambassade in Ankara.
NB: De outsourcing in Turkije is inmiddels (juli 2017) beperkt tot de landen Duitsland en Italië Zie ook ve10000741. [SSc/WV]

Boetes art. 15 Wav opgelegd in strijd met vrij verkeer van diensten

21/05/2010

Nieuwsbericht

De Afdeling Bestuursrechtspraak heeft in een uitspraak van 19 mei 2010, waar het ging om grensoverschrijdende dienstverrichting, geoordeeld dat de verplichting o.g.v. 15 Wav voor een werkgever, die door een vreemdeling arbeid laat verrichten bij een andere werkgever, om bij de aanvang van de arbeid onverwijld zorg te dragen dat de werkgever bij wie de arbeid feitelijk wordt verricht een afschrift ontvangt van het identiteitsdocument van de vreemdeling een disproportionele beperking vormt van het vrij verkeer van diensten.

In de uitspraak van 19 mei (ve10000725) ging het om arbeid (ijzervlechten bij de bouw van een appartementencomplex) verricht door een vreemdeling met de Joegoslavische nationaliteit, in het bezit van een verblijfsvergunning voor Duitsland en in dienst van een Duits bedrijf C. Het werk was door aannemer A. uitbesteed aan B. die het verwerken van het wapeningsstaal weer uitbesteedde aan bedrijf C., die de werkzaamheden heeft verricht met o.a. de betreffende vreemdeling.
De Afdeling overweegt dat in de boeterapporten is vermeld dat de inspecteurs van de Arbeidsinspectie de identiteit van de vreemdeling konden vaststellen aan de hand van een in de administratie van B. aanwezige kopie van het identiteitsbewijs van de vreemdeling. Voorts is daarin opgenomen dat de inspecteurs hebben vastgesteld dat de vreemdeling in dienst was bij C. en de werkzaamheden heeft verricht in het kader van aanneming van werk. Hieruit volgt dat de inspecteurs aan de hand van de in de administratie van B. aanwezige kopie van het identiteitsdocument van de vreemdeling in samenhang met de kopieën van de arbeidsovereenkomst tussen de vreemdeling en C. en aannemingsovereenkomsten tussen A. en B. en B. en C., hebben kunnen vaststellen dat van illegale tewerkstelling geen sprake was, aangezien de werkzaamheden zijn verricht i.h.k.v. grensoverschrijdende dienstverrichting. Voor de werkzaamheden was geen TWV vereist. De eisen van art. 15 lid 1 en 2 Wav gaan derhalve in dit geval verder dan ter bereiking van het door de minister omschreven doel (de Arbeidsinspectie een instrument bieden met het oog op het toezicht en de opsporing van illegale tewerkstelling) noodzakelijk is, zodat deze disproportioneel zijn. De Afdeling concludeert dat de aan B. en A. o.g.v. art. 15 Wav opgelegde boetes in strijd met het in art. 49 EG-Verdrag, thans art. 56 VWEU (ve08000709), verankerde vrij verkeer van diensten zijn opgelegd.
De Afdeling had in een uitspraak van 17 maart 2010 (JV 2010/179, ve10000426) over de notificatieregeling (art. 1e Besluit uitvoering Wav) al geoordeeld dat uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie EG (thans EU) volgt dat de situatie waarin een lidstaat het verrichten van diensten vanuit een andere lidstaat met gebruikmaking van in dienst zijnde werknemers waarvoor het vrij verkeer van werknemers nog niet geldt, afhankelijk stelt van de eis van een tewerkstellingsvergunning, een met het gemeenschapsrecht strijdige belemmering van het vrij verkeer van diensten inhoudt. [GW/WV]

IND gaat weer beslissingen nemen op aanvragen gezinsvorming

29/04/2010

Nieuwsbericht

Na het arrest Chakroun besloot de IND om, zolang de regelgeving nog niet is aangepast aan de gevolgen van het arrest, geen besluiten meer te nemen op lopende aanvragen als niet wordt voldaan aan de 120% norm. Hier komt nu een einde aan.

Op 12 maart 2010 (ve10000389) informeerde de Minister van Justitie de Tweede Kamer over de consequenties van het arrest Chakroun (ve10000350) voor het toetsingskader bij gezinshereniging.
Op 23 maart berichte de IND op haar website dat, zolang niet duidelijk is hoe de regelgeving moet worden aangepast, de IND op lopende aanvragen in het kader van gezinsvorming in ieder geval geen besluit zal nemen als niet wordt voldaan aan de 120% norm.
Op 29 april bericht de IND op haar website dat de aanpassing van de regelgeving enige tijd in beslag neemt en dat, om de beslissingen op aanvragen in de bedoelde gevallen niet nog meer te vertragen, vanaf heden weer op deze zaken wordt beslist. Daarbij gelden, totdat het Vb 2000 en de Vc 2000 zijn aangepast, voor aanvragen om verblijf bij (huwelijks)partner de volgende voorwaarden, waarbij niet langer van belang is of sprake is van gezinshereniging of gezinsvorming:
Middelenvereiste. Als voldoende middelen van bestaan wordt aangemerkt een netto inkomen dat gelijk is aan de bijstandsnorm voor echtparen en gezinnen als bedoeld in artikel 21 van de Wet werk en bijstand. Op dit moment bedraagt deze norm € 1.299,04 inclusief vakantiegeld en € 1.234,09 exclusief vakantiegeld.
Leeftijdsvereiste. De leeftijdseis van 21 jaar wordt voor gezinsvormers tijdelijk verlaagd naar 18 jaar. Deze leeftijd gold al voor gezinsherenigers. Beide partners moeten dus 18 jaar of ouder zijn.
Deze voorwaarden gelden voor aanvragen die nu openstaan en aanvragen die worden ingediend voor de inwerkingtreding van de te wijzigen regelgeving. [wv]